EU-afspraken over terugsturen afgewezen asielzoekers hebben weinig effect
Dat EU-lidstaten gezamenlijk afspraken met andere landen maken om afgewezen asielzoekers terug te sturen, heeft niet veel effect op hoeveel mensen uiteindelijk terugkeren. Dat concludeert het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) in een dinsdag verschenen rapport.
Asielzoekers van wie de aanvraag is afgewezen, moeten terug naar het land van herkomst. Als ze dat niet vrijwillig doen, kunnen ze worden gedwongen. De EU-landen maken hierover zelf afspraken met de landen van herkomst.
Tegelijkertijd hebben de EU-landen ook gezamenlijk afspraken gemaakt met de landen van herkomst. Ook Nederland doet hieraan mee en zet er de laatste tijd veel op in. Deze overeenkomsten zouden namelijk meer effect hebben dan de individuele afspraken. Maar dat ziet het WODC anders.
Volgens het kennisinstituut hebben die gezamenlijke afspraken geen effect op het percentage mensen dat terugkeert. De individuele afspraken hebben wél een (klein) effect. Die verhogen het percentage afgewezen asielzoekers dat terugkeert met 5 tot 10 procentpunt.
Het WODC adviseert Nederland meer te kijken naar de afspraken die het zelf met herkomstlanden maakt. Het is de vraag waarom die afspraken wél effect hebben op het aandeel dat terugkeert. Het kennisinstituut raadt Nederland aan dit te onderzoeken.
Onderlinge banden zijn ook belangrijk
De onderzoekers wijzen erop dat niet alleen deze afspraken, maar ook andere factoren bepalen of een afgewezen asielzoeker terugkeert. Zo zijn de banden tussen landen erg belangrijk.
“Landen hebben er vaak geen belang bij om migranten terug te nemen”, schrijven de onderzoekers. Daarom richt Nederland zich ook op bijvoorbeeld persoonlijke relaties met de autoriteiten in deze landen.
Toch is niet te voorkomen dat een deel van de afgewezen asielzoekers niet terugkeert. Het WODC adviseert te onderzoeken wat er in zo’n geval gedaan kan worden.