Dit zijn de grote onzekerheden van het nieuwe pensioenstelsel
In de Tweede Kamer werd woensdag gedebatteerd over de overgang naar een nieuw pensioenstelsel. Na jaren overleg zijn kabinet, werkgevers en werknemers het eens over de stap naar pensioen met persoonlijke potjes. Binnenkort wordt er in de Tweede Kamer over gestemd. Op NUjij kwamen veel vragen binnen over het nieuwe pensioenstelsel. Economieredacteur Thijs Rösken geeft antwoord op vijf van die vragen.
Wat is het grote voordeel van de overstap naar een nieuw pensioenstelsel?
De bedoeling is dat het nieuwe stelsel beter duidelijk maakt waar je recht op hebt als pensioendeelnemer. In het huidige stelsel is het door renteschommelingen en strenge rekenregels soms heel onduidelijk waarom ook bij hoge beleggingsrendementen het pensioen niet kan meestijgen met de inflatie.
Waarom zien zo veel pensioenexperts de overgang naar het nieuwe stelsel niet zitten?
Het pensioen zou transparanter moeten zijn, maar experts vinden dat het stelsel erg complex blijft. Voor de meeste mensen is het heel onduidelijk of ze er op voor- of achteruit gaan bij het nieuwe stelsel. En er is nu al zo veel economische onzekerheid en inflatie.
Ook denken experts dat fondsen risicovoller moeten beleggen, omdat de risico’s minder breed verdeeld kunnen worden over de deelnemers. En dan zijn er ook nog zorgen over hoeveel werk het voor pensioenfondsen is om de grote pensioenpot in potjes op te delen. Kunnen pensioenfondsen dat wel aan?
Er zou 1500 miljard euro aan pensioenvermogen verdeeld moeten worden in persoonlijke potjes. Hoe gaat dat?
Dat gaan pensioenfondsen in de komende jaren uitrekenen. Het wordt een heel ingewikkelde rekensom, waarbij niemand nu precies kan zeggen hoeveel er in jouw persoonlijke potje komt.
Belangrijk is ook dat bij overgang naar het nieuwe stelsel de doorsneepremie wordt afgeschaft. Nu betaalt iedereen evenveel pensioenpremie ongeacht leeftijd, met de gedachte dat jonge opbouwers later ook als ouderen premie inleggen. En dat de premie van jongeren langer kan worden belegd dan die van ouderen. Straks gaat opbouw voor jongeren zwaarder wegen voor hen zelf.
Veertigers, die eigenlijk jarenlang te veel premie hebben ingelegd en dan nu naar het nieuwe stelsel verhuizen, hebben een ongunstige positie. Het idee is dat pensioenfondsen hen daarvoor gaan compenseren. In hoeverre dat kan, ligt aan hoe het pensioenfonds er nu voor staat.
Er is altijd kans op lage beleggingsrendementen en renteschommelingen. Verschuift dat risico straks naar de individuele deelnemer met zijn eigen potje?
Nee, risico’s worden nog steeds collectief gedragen. Er wordt niet meer geïndexeerd of gekort, maar de inhoud van je potje wordt wel meer of minder waard door beleggingsrendementen van je fonds. Hierbij wordt over meerdere jaren gerekend, zodat je niet net in een pechjaar met lage rendementen met pensioen gaat.
Kan ik ook niet meedoen aan die pensioenopbouw en ervoor kiezen om het zelf beter te beleggen? Of kan ik dat vanaf m’n 67ste doen?
Nee, als je via je werkgever een pensioenregeling hebt, dan ben je verplicht om daaraan deel te nemen. Jij en je werkgever dragen allebei automatisch premies af. Dat was zo in het oude stelsel en dat blijft zo.
Er komt in de afgelopen jaren juist meer draagvlak voor pensioenplicht. Vakbonden en sommige partijen aan de linkerkant van het politieke spectrum willen graag dat ook zzp’ers en werknemers zonder pensioenregeling verplicht worden tot pensioensparen. Dit om te voorkomen dat zij niet enkel met AOW blijven zitten aan het einde van hun werkzame leven.
Pensioenfondsen behalen over tientallen jaren een gemiddeld rendement van ongeveer 7 procent. Het is dus de vraag of je dat ook zou behalen als je zelf gaat beleggen.